Belanghebbende, X bv, produceert lichtbakken. Op 1 november 2006 sluit X bv een contract met het Chinese H Ltd. Op 31 maart 2010 leggen X bv, F bv (een van de aandeelhouders van X bv) en I bv (een bv van F bv) schriftelijk een op 1 november 2006 mondeling overeengekomen overeenkomst vast. Hierbij wordt overeengekomen dat F bv de rechten en plichten uit de overeenkomst met H Ltd. van X bv overneemt. Op haar beurt draagt F bv de exploitatie weer over aan I bv. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur VPB-navorderingsaanslagen op over de jaren 2007 - 2011, en een OB-naheffingsaanslag over de jaren 2010 en 2011. Volgens de inspecteur is de overeenkomst namelijk pas op 31 maart 2010 tot stand gekomen. De inspecteur gaat er hierbij vanuit dat het contract met H Ltd. een waarde van € 419.000 heeft.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het aannemelijk is dat het contract pas op 31 maart 2010 tot stand is gekomen. De rechtbank overweegt daarbij dat weliswaar de intentie bestond om het contract in 2006 al over te dragen, maar dat aan deze intentie geen uitvoering is gegeven wegens financiële redenen. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de winstbijdrage van het contract slechts € 50.000 per jaar bedraagt, en dat de correctie van € 419.000 dan te hoog is. De rechtbank gaat vervolgens uit van de contante waarde (tegen een rentepercentage van 4) van de winstbijdrage van € 50.000 gedurende een looptijd van 3 jaar, en komt uit op een waarde van € 144.000. De rechtbank vermindert de VPB-navorderingsaanslag 2010.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 5 april