De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft geantwoord op Tweede Kamervragen over de beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928. De staatssecretaris vindt een ruime overgangstermijn om aan de nieuwe aangescherpte regelgeving te kunnen voldoen, te rechtvaardigen. Een termijn van 10 jaar lijkt hem zeer redelijk en hij zal die termijn betrekken bij de in voorbereiding zijnde wijziging van het Rangschikkingsbesluit.
De staatssecretaris ontkent dat het zijn bedoeling is om nieuwe landgoederen pas na drie jaar te rangschikken. Hij sluit zich in dezen aan bij de aanbeveling van de onderzoekers om de nieuwe landgoederen pas te rangschikken na de realisatie van bos en/of natuur.
Voor wat betreft golfbanen is hij van mening dat die alleen gerangschikt kunnen worden als zij daadwerkelijk bijdragen aan het natuurschoon. Daarom is ervoor gekozen om op dit punt de regels aan te scherpen door het vereiste percentage bos en/of natuur te verhogen van 30% naar 50%. Zo wordt volgens hem gewaarborgd dat alleen golfbanen waar fors wordt geïnvesteerd in natuur, in aanmerking kunnen komen voor de fiscale faciliteiten van de Natuurschoonwet.
De concrete invulling van de aanscherping van de criteria om in aanmerking te komen voor de fiscale faciliteiten van de Natuurschoonwet vindt plaats door aanpassing van het Rangschikkingsbesluit.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Economische Zaken
Editie: 5 april