Eiseres, X, is eigenaar van een wooncomplex dat wordt (onder)verhuurd aan personen met een (licht) verstandelijke beperking. De bewoners gaan overdag naar de dagbesteding en hebben in het gebouw ieder een tweekamerappartement met eigen voorzieningen waaronder een badkamer en een keuken. Het gebouw omvat verder (ruimten voor) voorzieningen voor gemeenschappelijk nut en een klein kantoor. In geschil is of het wooncomplex voor de toepassing van de OZB moet worden aangemerkt als woning of niet-woning. X stelt dat het pand een woning is met als gevolg een lager tarief aan eigenarenbelasting OZB.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de heffingsambtenaar op wie de bewijslast rust niet aannemelijk maakt dat het wooncomplex voor verstandelijk beperkte bewoners niet in hoofdzaak tot woning dient. De heffingsambtenaar heeft zijn stelling dat de diverse gemeenschappelijke ruimten (onder andere kantoor, fietsenberging, gemeenschappelijke gangen en trappen, gemeenschappelijke eetruimte en zitruimte) geen woonruimte hebben niet onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat deze ruimten dienstbaar zijn aan de woonfunctie van het gebouw en niet enige andere functie hebben. Conclusie is dat de heffingsambtenaar ten onrechte het OZB-tarief voor niet-woningen heeft toegepast. Het beroep van X is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage