Hof Arnhem oordeelt dat de slaapkamers, de voor de bewoners bestemde sanitaire ruimten, de gezamenlijke woonkamer en de keuken aangemerkt moet worden als delen die in hoofdzaak dienen tot woning dan wel dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Dit leidt tot vermindering van de aanslag OZB gebruikersdeel.

X is eigenaar en gebruiker van een psychogeriatrisch zorgcentrum waarin verpleeghuiszorg wordt aangeboden aan bewoners met een zorgzwaarte-indicatie van 5, 6, 7, of 8. De bewoners staan in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op het zorgcentrum en verblijven daar duurzaam. Het zorgcentrum heeft zes woonafdelingen waarvan er één speciaal bestemd is voor jongdemente bewoners. In de overige afdelingen wonen de bewoners samen in afzonderlijke woongroepen. De woonafdelingen zijn gegroepeerd rond twee binnentuinen. Iedere woonafdeling beschikt over een aantal één- en tweepersoonskamers die zijn ingericht met bedden van het zorgcentrum en enige persoonlijke meubels van de bewoners. De kamers zijn voorzien van aansluitingen voor radio, televisie en geluidsapparatuur. De kamers beschikken verder over een wastafel. Zij zijn afsluitbaar maar wel steeds voor het personeel toegankelijk in verband met het - eventueel - verlenen van noodzakelijke zorg. Verder heeft iedere woonafdeling sanitaire ruimten, een volledig door X ingerichte keuken en huiskamer, en een terras, alles voor gezamenlijk gebruik. In geschil is of het zorgcentrum delen bevat die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden als bedoeld in art. 220e Gemeentewet. Rechtbank Utrecht beantwoordt deze vraag ontkennend.

Hof Arnhem oordeelt dat de slaapkamers, de voor de bewoners bestemde sanitaire ruimten, de gezamenlijke woonkamer en de keuken aangemerkt moet worden als delen die in hoofdzaak dienen tot woning dan wel dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat, zoals ook blijkt uit het informatieboekje en de gegeven toelichting op de gang van zaken in het zorgcentrum, sprake is van onderdelen van de onroerende zaak die voor de bewoners eenzelfde functie hebben als in een woning (wassen, slapen, eten, recreëren en andere vormen van dagbesteding). Verder acht het hof van belang dat er sprake is van een duurzaam verblijf van de bewoners in het zorgcentrum, dat zij geen ander hoofdverblijf tot hun beschikking hebben, dat zij ingeschreven zijn in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres van het zorgcentrum en dat zij, zij het spaarzaam, hun kamer kunnen inrichten met persoonlijke bezittingen. Anders gezegd: naar de omstandigheden beoordeeld wonen de bewoners in het zorgcentrum. Het hof beschouwt ook de tuinen en de overige delen van het perceel als woondelen nu de gemeente daartegen geen verweer heeft gevoerd. Het voorgaande resulteert in een woondelenvrijstelling van ruim 28%.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem

Editie: 22 november

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen