Belanghebbende, X, is eigenaar van een vrijstaand woonhuis met inpandige garage in de gemeente Nieuwkoop. De woning staat op een perceel grond van in totaal 2.260 m² dat bestaat uit 1.295 m² grond met inbegrip van een dijk en 965 m² openbaar vaarwater. Het gehele perceel behoort tot de waterkering als bedoeld in art. 5 van de Keur. In geschil is of de heffingsambtenaar van de gemeente bij het bepalen van de WOZ-waarde terecht de vrijstelling voor waterverdedigingswerken van art. 2, eerste lid, onderdeel f, Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ niet heeft toegepast. Rechtbank 's-Gravenhage heeft het beroep van X gegrond verklaard en de waarde verminderd van € 666 375 naar € 642 750.
Hof 's-Gravenhage (MK III, 4 mei 2011, BK-10/00259 en BK-10/00272) oordeelt dat de vrijstelling voor waterverdedigingswerken ook van toepassing is op particuliere eigendommen. Het hof overweegt dat de wetsgeschiedenis aanknopingspunten biedt voor zowel het standpunt van de heffingsambtenaar dat de vrijstelling alleen geldt voor werken die in eigendom zijn van overheidslichamen, als voor het standpunt van X dat deze ook geldt voor werken in particuliere eigendom. Aangezien de wetsgeschiedenis niet eenduidig is, prevaleert volgens het hof de duidelijke tekst van de wet en van de verordening en is het gelijk aan X. Het hof is van mening dat de vrijstelling van toepassing is op 440 m² grond. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk maakt dat - rekening houdend met de vrijstelling - de waarde ten minste € 750 525 moet bedragen. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte heeft besloten tot een verlaging van de waarde. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar is dus gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).