X is eigenaar van een kantoorgebouw dat bestaat uit 6 bouwlagen en 78 parkeerplaatsen. X heeft het gebouw kort na de waardepeildatum aangekocht op een executieveiling voor € 590 000. Het kantoorgebouw heeft sinds 2005 leeggestaan en is, zonder succes, via diverse makelaars op de vrije markt te huur dan wel te koop aangeboden X gaat in beroep tegen de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2015. In geschil is de Woz-waarde, door de heffingsambtenaar in de bezwaarfase vastgesteld op € 1.094.000, van het kantoorgebouw op de waardepeildatum 1 januari 2014. Volgens Rechtbank Den Haag is het beroep van X tegen de aanslag onroerendezaakbelastingen ongegrond. Wel wordt X proceskostenvergoeding toegekend voor de kosten die de taxateur moest maken voor het bijwonen van de hoorzitting in de bezwaarfase. X komt in hoger beroep.
Hof Den Haag verweegt dat geen enkele marktpartij gedurende de negen jaren van leegstand voor meer dan de uiteindelijke aankoopprijs van € 590 000 bereid is geweest het pand over te nemen of te huren. In dit bijzondere geval is de veilingprijs van € 590 000 de waarde in het economisch verkeer. De gecorrigeerde vervangingswaarde staat in dit geval gelijk aan de bedrijfswaarde en de bedrijfswaarde gelijk aan de waarde in het economische verkeer. Op grond hiervan komt het hof tot de conclusie dat de waarde van de onroerende zaak niet hoger kan zijn dan € 590 000 en dat de heffingsambtenaar de waarde op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Het hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 7 november