Belanghebbende, X bv, verschilt met de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam van mening over de WOZ-waarden 2007 van een tweetal distributieloodsen (opgeleverd begin 2007) die bij haar in eigendom en gebruik zijn. De grond waarop de loodsen staan, is in eigendom bij de gemeente Rotterdam. X bv heeft een recht van erfpacht op deze grond. Zij gebruikt de loodsen voor met btw belaste prestaties. In geschil is of de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de WOZ-waarden terecht de omzetbelasting in de waarde heeft betrokken. De gemeente heeft de WOZ-waarden vastgesteld op de waarde in het economische verkeer en deze berekend aan de hand van de huurwaardekapitalisatiemethode.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de gemeente Rotterdam bij het vaststellen van de WOZ-waarden van de nieuwe distributieloodsen terecht de omzetbelasting heeft meegenomen. Aangezien zowel X bv als de huurders met btw belaste prestaties verrichten, drukt er geen BTW op de koop- of huurprijzen. Bij de aankoop van de loodsen maakt de aan X bv in rekening gebrachte omzetbelasting deel uit van de prijzen, die zij slechts bereid is gebleken te betalen in de wetenschap dat deze btw – door het aftrekrecht – niet op haar drukt. Aannemelijk is dat ook andere marktpartijen die de distributieloodsen zouden willen kopen dezelfde terughoudendheid in die bereidheid zouden tonen. De ratio van het stelsel van de omzetbelasting is dat op de bedrijfsvoering van ondernemers geen omzetbelasting drukt voor zover zij belaste prestaties verrichten. Voor deze ondernemers gelden prijzen exclusief omzetbelasting als waarde in het economisch verkeer. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld HR 8 augustus 2003, nr. 38 085, BNB 2003/347) volgt echter, dat de waardering naar de waarde in het economische verkeer van de distributieloodsen in de eerste twee jaar na ingebruikname moet plaatsvinden inclusief omzetbelasting. Het hof ziet geen reden van deze vaste jurisprudentie af te wijken, aangezien moet worden uitgegaan van de waarde in het economische verkeer, zijnde een objectieve waarde. Het gelijk is aan de heffingsambtenaar. Vanwege de onverbindendheid van art. 26a Wet WOZ is het hoger beroep van X bv wel gegrond en worden de WOZ-waarden met € 272.000 verlaagd tot € 5.703.000.