Belanghebbende, X, is eigenaar van een vrijstaande woning met achterhuis in de gemeente Lingewaard. De woning, een gemeentelijk monument, heeft als bouwjaar 1880. De heffingsambtenaar van de gemeente heeft de WOZ-waarde 2009 vastgesteld op een bedrag van € 542 000. X bepleit primair, op grond van een eigen berekening, een waarde van € 452 000 en subsidiair, op basis van een door hem ingebracht taxatierapport, een waarde van € 460 000.
Hof Arnhem oordeelt dat de heffingsambtenaar van de gemeente de door hem vastgestelde WOZ-waarde niet aannemelijk heeft gemaakt en overweegt daarbij als volgt. De gemeente heeft niet aannemelijk gemaakt dat en hoe zij bij de waardering rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van asbest. Zo heeft de gemeente in haar taxatierapport niets vermeld over asbest bij de referentiewoningen. Met de objectief aanwezige mogelijkheid van bodemverontreiniging heeft de gemeente evenmin rekening gehouden. Ten slotte heeft de gemeente een te hoge waarde toegekend aan het achterhuis dat in de staat waarin het verkeert niet geschikt is voor bewoning. Het hof concludeert dat de gemeente niet in haar bewijslast is geslaagd. Hetzelfde geldt echter voor X. Het hof besluit de waarde in goede justitie vast te stellen op € 495 000. Overigens heeft de gemeente volgens het hof alle informatie aan X gegeven die zij op grond van art. 40 van de Wet WOZ verplicht is te verstrekken.