Rechtbank Amsterdam oordeelt dat de gemeente de WOZ-waarde van de onroerende zaak niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

Eiser, X, is huurder van een onroerende zaak in de gemeente Amsterdam. Het betreft een object met bestemming ‘gemengde doeleinden', dat wil zeggen dat het pand mag worden gebruikt als woning, kantoor, bedrijfsruimte en/of winkel. X gebruikt het object als kantoor. In geschil is de WOZ-waarde van het pand voor het belastingjaar 2010 (waardepeildatum 1 januari 2009). De heffingsambtenaar verdedigt een waarde van € 189.000.

Rechtbank Amsterdam oordeelt dat de gemeente de WOZ-waarde van de onroerende zaak niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Terecht heeft de gemeente de waarde vastgesteld door kapitalisatie van de bruto huur. Nu de kapitalisatiefactor niet in geschil is, dient de heffingsambtenaar van de gemeente aannemelijk te maken dat de gehanteerde jaarhuur niet te hoog is. Volgens de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin geslaagd. De gemeente heeft huurcijfers overgelegd van panden die qua ligging vergelijkbaar zijn en die evenals het object van X de bestemming ‘gemengde doeleinden' hebben. Aan de vergelijkbaarheid van de referenties doet niet af dat één pand een hoekpand is met etalages aan beide zijden en dat de andere objecten verschillen qua grootte. Met de verschillen tussen het pand van X en de referentiepanden heeft de gemeente voldoende rekening gehouden. De huurprijzen waar X zelf naar verwijst, zijn minder bruikbaar omdat deze panden al sinds 2001 respectievelijk 2003 verhuurd worden en het dus gaat om geïndexeerde huren. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Amsterdam

5

Gerelateerde artikelen