X is eigenaar van een onroerende zaak in de gemeente Breda die is gelegen op een begraafplaats. De onroerende zaak heeft een oppervlakte van 5100 m². In geschil is de waardering van de grond. X bepleit een verlaging van de grondprijs van € 180 naar € 45 per m².
Rechtbank Breda oordeelt dat de gemeente bij de waardering voldoende rekening heeft gehouden met de specifieke bestemming van de grond op de begraafplaats door uit te gaan van de uitgifteprijs van grond waarop niet mag worden gebouwd. De grondprijs die de gemeente heeft gehanteerd (€ 180 per m²) ligt iets boven de laagste uitgifteprijs in de gemeente (€ 175 per m²) namelijk die van sportvelden zonder bebouwing. Het perceel bestaat voor 2000 m² uit parkeerplaatsen en ondergrond van gebouwen, waarvoor een laagste uitgifteprijs geldt van € 225 m². Voor 1310 m² heeft de heffingsambtenaar een toeslag van € 35 gehanteerd. Met al hetgeen de heffingsambtenaar heeft gesteld, in onderling verband bezien, heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de waarde van de grond niet te hoog is vastgesteld. De verwijzing van X naar de grondprijzen bij een openbare aanbesteding in 2012 kan haar niet baten, reeds omdat deze aanbesteding te ver van de waardepeildatum af is gelegen.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17