Op 9 november 2011 wordt het hoger beroep van belanghebbende (X) behandeld door de belastingkamer van Hof 's-Gravenhage. Na afloop van de zitting stuurt belanghebbende een brief naar het hof, waarin hij zich uitlaat over hetgeen zich ter zitting heeft voorgedaan, en verzoekt hij om de brief tot de gedingstukken te rekenen. Op 11 november 2011 stuurt belanghebbende een wrakingsverzoek naar het hof.
De wrakingskamer van Hof 's-Gravenhage oordeelt dat belanghebbende zijn verzoek tot wraking te laat heeft ingediend. Het hof overweegt hierbij dat het verzoek om wraking moet worden gedaan zodra de – aan het verzoek ten grondslag liggende – feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Volgens het hof hebben de feiten en omstandigheden waarop belanghebbende zijn wrakingsverzoek heeft gegrond, uitsluitend plaatsgevonden op 9 november 2011. Belanghebbende had volgens het hof dan ook in zijn brief van 9 november 2011 een verzoek tot wraking kunnen en moeten indienen. Het hof verklaart belanghebbendes verzoek tot wraking niet-ontvankelijk.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof 's-Gravenhage