De staatssecretaris stemde in met een verlenging en verruiming van de overbruggingsregeling. Aanvankelijk zou de huidige overbruggingsregeling in 2019 eindigen, dit wordt 2023. Bovendien wordt de regeling ook opengesteld voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met VUT of vroegpensioen zijn gegaan voor het AOW-gat dat door de versnelde verhoging ontstaat. De oorspronkelijke overbruggingsregeling gold alleen voor mensen die vóór 2013 met vervroegd pensioen waren gegaan.
Overbruggingsregeling
Om te voorkomen dat mensen die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-leeftijd een al te grote inkomensterugval krijgen, is er een overbruggingsregeling. Deze regeling biedt mensen die geen of te weinig (gezamenlijk) inkomen hebben in de periode tussen 65 jaar en de verhoogde AOW-leeftijd ter overbrugging een uitkering op minimumniveau. Voor alleenstaanden is de inkomensgrens tot 200% van het wettelijk minimumloon (WML). Dat is een bruto maandbedrag van € 3.003,60. Voor samenwonenden geldt een gezamenlijk inkomensgrens van 300% van het WML. Dat is een bruto maandbedrag van € 4.505,40.
Staatssecretaris Klijnsma: "Ik ben blij met het brede draagvlak voor deze wet. En dat we de overbruggingsregeling toegankelijk hebben gemaakt voor een grotere groep mensen. Dit is een belangrijke stap om de AOW als fatsoenlijke basisvoorziening te houden voor iedereen. Mensen worden steeds ouder en hebben daarom langer een AOW-uitkering nodig. Om dit te betalen moeten we iets langer doorwerken."
Verhoging AOW-leeftijd
De AOW-leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd en vanaf 2018 in stappen van 4 maanden. Daarmee wordt de AOW-leeftijd 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. De verhoging vindt plaats volgens onderstaand tijdspad.
Tijdpad
Verhoging in | Verhoging in maanden | AOW-leeftijd | Personen geboren: |
2013 | 1 | 65 +1 maand | na 31 december 1947 en voor 1 december 1948 |
2014 | 1 | 65 + 2 maanden | na 30 november 1948 en voor 1 november 1949 |
2015 | 1 | 65 + 3 maanden | na 31 oktober 1949 en voor 1 oktober 1950 |
2016 | 3 | 65 + 6 maanden | na 30 september 1950 en voor 1 juli 1951 |
2017 | 3 | 65 +9 maanden | na 30 juni 1951 en voor 1 april 1952 |
2018 | 3 | 66 | na 31 maart 1952 en voor 1 januari 1953 |
2019 | 4 | 66 + 4 maanden | na 31 december 1952 en voor 1 september 1953 |
2020 | 4 | 66 +8 maanden | na 31 augustus 1953 en voor 1 mei 1954 |
2021 | 4 | 67 | na 30 april 1954 en voor januari 1955 |
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen