Zo lang er nog geen bouwkundige werkzaamheden zijn aangevangen, kan geen sprake zijn van een woning in aanbouw, beslist Rechtbank Zeeland-West Brabant.

De zaak (13 november 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:5999) verloopt als volgt. Een man koopt in 2005 een kavel met de bedoeling om daar een eigen woning te bouwen. Vanwege een aantal civiele procedures omtrent de aankoop is de man in de jaren 2014 en 2015 nog niet met de bouw van de eigen woning op het perceel gestart.

De inspecteur heeft in de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2014 en 2015 het perceel betrokken in de grondslag inkomen uit sparen en beleggen van box 3. De man is het daar niet mee eens en is van mening dat sprake is van een eigen woning in box 1.

Uit de gegevens die de man overlegt concludeert de rechtbank dat in de jaren 2014 tot en met (in ieder geval) 2016 geen bouwkundige werkzaamheden die tot de stichting van een woning leiden op het perceel zijn aangevangen. Van een woning in aanbouw kan dan geen sprake zijn. De woning is in de jaren 2014 en 2015 terecht in box 3 belast.

Belang voor de praktijk

De tekst van art 3.111 lid 3 Wet IB 2001 zoals deze gold in 2014-2015 luidde als volgt:

"Een woning wordt mede aangemerkt als eigen woning indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de woning leeg staat of in aanbouw is en uitsluitend bestemd is om in het kalenderjaar of in een van de daaropvolgende drie jaren hem als eigen woning als bedoeld in het eerste lid ter beschikking te staan."

De Hoge Raad heeft in 2014 geoordeeld dat het begrip ‘woning in aanbouw’ zo moet worden uitgelegd dat daarvan pas sprake is vanaf het moment van aanvang van de (feitelijke) bouwkundige werkzaamheden die tot de stichting van die woning leiden.

De staatssecretaris van Financiën kon zich daarin vinden. Ook hij meende dat de enkele intentie om te gaan bouwen onvoldoende is om te kwalificeren als ‘woning in aanbouw’. De staatssecretaris meende echter ook dat de wetgever tevens heeft beoogd onder ‘woning in aanbouw’ te verstaan wanneer concrete stappen zijn gezet en naar redelijke verwachting valt aan te nemen dat de bouwwerkzaamheden binnen afzienbare tijd gaan beginnen. Dit heeft geleid tot de goedkeuring van de staatsecretaris neergelegd in het besluit van 26 november 2014.

Dit besluit is met ingang van 2017 gecodificeerd door toevoeging van twee volzinnen aan art 3.111 lid 3 Wet IB 2001. Volgens dit nieuwe artikel kan ook sprake zijn van een woning in aanbouw in de situatie dat concrete stappen zijn gezet voor het in gang zetten van de bouwkundige werkzaamheden. Bij een nieuwbouwwoning is dat in ieder geval vanaf het moment van sluiten van de koop-/aannemings-overeenkomst. In andere gevallen kan bij fictie worden aangenomen dat ook sprake is van een woning in aanbouw vanaf de periode die aanvangt zes maanden voorafgaande aan de feitelijke start van de bouwwerkzaamheden.

Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

713

Gerelateerde artikelen