Hoewel de wettelijke termijn verlopen was, moet het bezwaarschrift dat een foutparkeerder indiende, alsnog inhoudelijk in behandeling worden genomen door een heffingsambtenaar. Zo oordeelt Rechtbank Limburg.

De rechtbank volgt hierin het advies van Advocaat-Generaal Widdershoven aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven om ruimhartiger om te gaan met de regels voor verschoonbare termijnoverschrijding.

Het bezwaar dat de parkeerder 6 weken na het ontvangen van een duplicaat van de naheffingsaanslag indiende, werd door de betreffende heffingsambtenaar afgewezen omdat de wettelijke termijn voor het maken van bezwaar volgens deze verstreken was. Als reden hiervoor, geeft de parkeerder zelf aan dat hij nooit een parkeerbon heeft aangetroffen onder zijn ruitenwisser en pas van de bon wist, toen hij een aantal weken later een duplicaat van de naheffingsaanslag per post ontving. Vervolgens heeft hij na 6 weken bezwaar gemaakt.

Te laat

De rechtbank oordeelt dat de bezwaartermijn begint op de dag nadat de parkeerbon wordt uitgeschreven en aan het voertuig wordt aangebracht. Ook vindt de rechtbank het aannemelijk dat de parkeercontroleur, die heeft geconstateerd dat er geparkeerd werd zonder te betalen, ook daadwerkelijk een bon onder de ruitenwisser heeft gedaan. In eerste instantie betekent dat de naheffingsaanslag op dat moment, conform de wettelijke vereisten, bekend is gemaakt en dat daarna dus de bezwaartermijn is begonnen. Dat betekent dat het bezwaarschrift te laat is ingediend.

Wel verschoonbaar

Omdat de parkeerder stelt dat hij de bon niet heeft aangetroffen, en niet bewezen kan worden dat de bon nog achter zijn ruitenwisser zat toen hij bij zijn auto aankwam, is die te late indiening wel verschoonbaar. Dat wil zeggen dat het bezwaar toch in behandeling moet worden genomen.

Daarvoor is normaal gesproken wel vereist dat zo snel mogelijk bezwaar is gemaakt na ontvangst van het duplicaat van de naheffingsaanslag. De parkeerder heeft daarvoor 6 weken de tijd genomen, maar de rechtbank oordeelt dat dit toch snel genoeg is. De rechtbank verwijst daarvoor naar een advies dat de Advocaat-Generaal Widdershoven heeft uitgebracht aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin wordt gepleit voor een ruimhartigere toepassing van de in de rechtspraak ontwikkelde regels voor verschoonbare termijnoverschrijding (zie V-N 2023/40.21).

De uitspraak van de rechtbank heeft nummer ECLI:NL:RBLIM:2023:5822.

Bron: Rechtbank Limburg

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

240

Gerelateerde artikelen