Wie ten onrechte als rekeninghouder van een buitenlandse bankrekening wordt aangewezen, heeft maar weinig mogelijkheden om het tegendeel te bewijzen. Door recente jurisprudentie ziet de Belastingdienst zich steeds meer gesterkt in de strijd tegen zwartspaarders.
Vermoeden op vermoeden
Zo oordeelde de Hoge Raad op 1 november 2013 dat de inspecteur al bij een redelijk vermoeden een belastingplichtige op straffe van omkering van de bewijslast vragen mag stellen over het bestaan van een buitenlandse bankrekening. Leenders wijst in dit verband ook op een arrest van de Hoge Raad eerder dit jaar over bewijsvermoedens rondom boetes. "Het bewijs van opzet kan worden gebaseerd op vermoedens. Zo'n vermoeden moet dan wel zijn gebaseerd op feiten en omstandigheden. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat een vermoeden van verzwegen vermogen in 1994 ook ten grondslag mag liggen aan vermoedens voor het jaar 1993 en de jaren vanaf 1995. Een opeenstapeling van vermoedens dus."
Gerezen vermoedens kunnen ook worden ontzenuwd. Maar kan de belastingplichtige zonder buitenlandse bankrekening dat? Buitenlandse banken werken niet mee aan een verklaring dat de vermeende zwartspaarder geen bankrekening bij hen heeft. Onder strikte voorwaarden geven banken alleen maar informatie over een bepaalde rekening aan de rekeninghouder zelf, maar wat als die rekening nu juist helemaal niet bestaat of op naam van iemand anders staat? Tegenbewijs wordt dan lastig.
Vermeende zwartspaarder in het nauw
Tegelijkertijd kan de Belastingdienst de vermeende zwartspaarder het vuur na aan de schenen leggen door een dwangsom te vorderen als deze niet over de brug komt met gegevens. In een arrest van 12 juli 2013 oordeelde de Hoge Raad dat een belastingplichtige in een civielrechtelijk kort geding kan worden gedaagd om onder last van een dwangsom al het materiaal te verschaffen dat van belang kan zijn voor een juiste belastingheffing. "Het ging hier nota bene om een belastingplichtige die al was beboet en had aangegeven dat het niet mogelijk was om de gevraagde informatie te verstrekken", aldus Leenders.
Hij merkt hier nog over op dat de Hoge Raad in dit arrest afwijkt van de Europese rechtspraak. "In het arrest Chambaz/Zwitserland oordeelde het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat niemand kan worden verplicht om aan een onderzoek van de Belastingdienst mee te werken naar feiten waarvoor hij al een boete heeft gekregen. Het door de Hoge Raad gemaakte onderscheid tussen wilsafhankelijk en wilsonafhankelijk materiaal is dan niet van belang. Dit onderscheid is van belang als informatie is verstrekt op een moment dat nog geen boete was opgelegd of een verdenking bestond. Het wilsafhankelijke materiaal mag dan later geen rol spelen bij een boete of een straf. Hoewel de Hoge Raad ten aanzien van wilsafhankelijk materiaal heeft geoordeeld dat dit niet mag worden gebruikt voor fiscale beboeting of strafvervolging, houdt de Hoge Raad toch rekening met dat gebruik. De Hoge Raad laat de vraag over het gebruik namelijk over aan de boete- of strafrechter. Garantie tot aan de deur dus. Volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens moet deze garantie vooraf en ook buiten de muren van de belastingen gelden."
Afgeschermde informatie
Als de Belastingdienst het vermoeden van het bestaan van een buitenlandse rekening ontleent aan informatie afkomstig van een tipgever, dan zou de vermeende zwartspaarder voor zijn verdediging er zeer wel bij gebaat zijn om te weten wie de tipgever is en hoe deze aan de informatie is gekomen. Die route is door een arrest van de Hoge Raad van 25 oktober 2013 echter afgesneden. Belastingplichtigen kunnen niet via de civiele rechter inzage afdwingen in ‘ongeschoonde' stukken die zijn aangeleverd door een geheime tipgever. Volgens de Hoge Raad is het niet noodzakelijk dat voor het verdedigingsbelang in een fiscale procedure de vermeende zwartspaarders op de hoogte worden gesteld van de naam van de tipgever en de tipgeversovereenkomst. Bovendien is de fiscale procedure met voldoende waarborgen omkleed, aldus de Hoge Raad.
Volgens Leenders is op die manier dus niet te controleren op welke wijze de informatie van de tipgever tot stand is gekomen. "Een lijst met vermeende rekeninghouders kan voor een deel bestaan uit gestolen informatie bij de bank, maar voor een deel ook uit ‘verzonnen informatie' om de lijst te upgraden. De personen die erbij zijn verzonnen als opvulling van de lijst worden door het geheimhouden van de tipgeversinformatie enorm in hun verdedigingsbelangen geschaad. Het is immers alleen de tipgever die kan verklaren hoe de lijst tot stand is gekomen."
Transparantie eenrichtingsverkeer
De Belastingdienst zal niet meewerken aan het openbaar maken van de overeenkomsten die worden gesloten met tipgevers. Aan de ene kant verwacht de overheid dat burgers zich aan de regels houden en transparant zijn. Maar hoe transparant is de overheid daarmee zelf? Volgens Leenders schort daar het een en ander aan. Recentelijk verklaarde staatssecretaris Weekers in een Wob-verzoek over het tipgeversbeleid dat een tipgeversovereenkomst niet openbaar gemaakt wordt, want dat zou zowel de Belastingdienst als de tipgever benadelen. Bovendien zou anders de identiteit van de tipgever kunnen worden herleid, wat een ernstige inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de tipgever.
Onduidelijk is of de Belastingdienst voor het sluiten van een overeenkomst met de tipgever voldoende onderzoek doet naar de betrouwbaarheid van de aangeleverde informatie. Naar eigen zeggen gebeurt dit wel, maar bewijs ligt er niet. Waaruit blijkt bijvoorbeeld dat de informatie betrouwbaar is en dat dit voldoende rechtvaardiging is voor het opleggen van navorderingsaanslagen?
Ongelijke rechtsbescherming
Het tipgeld wordt volgens het tipgeversbeleid voldaan uit de extra belastingopbrengsten die de gegeven tips opleveren. Daar ligt volgens Leenders het risico. "Het betalen voor gestolen informatie en het geheimhouden van de identiteit van de verkopers van die gestolen informatie nodigt uit tot het plegen van strafbare feiten. Diefstal bij verkoop aan de Nederlandse overheid blijkt immers te lonen, terwijl de vermeende zwartspaarder ondertussen het nakijken heeft. Zonder onderzoek naar de bron van alle informatie - namelijk de tipgever – wordt het lastig te bewijzen dat hij ten onrechte als rekeninghouder van een buitenlandse bankrekening wordt bestempeld." Leenders vervolgt: "Blijkbaar geniet een verkoper van gestolen informatie meer bescherming dan een vermeende zwartspaarder (zonder buitenlandse bankrekening). Het moet niet veel gekker worden."
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Bronbelasting, Invordering