De terugwerkende kracht van de crisisheffing 2013 is deels in strijd met het internationaal verankerde eigendomsgrondrecht. Dat stelt de advocaat-generaal bij de Hoge Raad P.J. Wattel in zijn advies van 18 juni jl. aan de Hoge Raad. De crisisheffing was een werkgeversheffing van 16% en werd in 2013 geheven over loon dat in 2012 per werknemer meer dan € 150.000 bedroeg.
De crisisheffing was bedoeld om werkgevers van werknemers met een hoog loon eenmalig mee te laten betalen aan het verkleinen van het begrotingstekort. De heffing (16%) moest door werkgevers worden betaald in 2013, maar werd berekend over het loon 2012 voor zover hoger dan € 150.000 per werknemer. 
De wetswijziging werd pas in mei 2012 aangekondigd en trad in juli 2012 in werking. De crisisheffing had daardoor terugwerkende kracht niet alleen ten opzichte van de inwerkingtreding, maar ook ten opzichte van de aankondiging. Veel werkgevers hebben bezwaar gemaakt. Toen zij hun loonafspraken maakten én toen zij de afgesproken lonen over januari t/m april 2012 uitbetaalden, was volgens hen niet voorzienbaar dat zij in 2013 onderworpen zouden worden aan een extra heffing over begin 2012 uitbetaald loon die de toen geldende wet niet toeliet. 
Volgens de advocaat-generaal is de terugwerkende kracht van de crisisheffing voorbij het moment van voorzienbaarheid (voorbij de aankondigingsdatum) inderdaad in strijd met het eigendomsgrondrecht zoals vastgelegd in art. 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Die terugwerkende kracht beschadigt gerechtvaardigde, op de toen geldende wet gebaseerde verwachtingen zonder voldoende reden. Uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens maakt de advocaat-generaal op dat belastingheffing met terugwerkende kracht alleen is toegestaan als terugwerkende heffing voorzienbaar is en er specifieke en dringende redenen voor zijn; redenen die aantasting van de door art. 1 Eerste Protocol beschermde belangen van belastingplichtigen rechtvaardigen. Terugwerkende kracht kan toegestaan zijn bijvoorbeeld bij reparatie van een onverwacht technisch wetsgebrek, nodig om ongerechtvaardigd voordeel voor gebruikmakers van dat gebrek te voorkomen, om gebleken misbruik van de belastingwet te bestrijden, of om te verwachten aankondigingseffecten van een nieuwe belastingwet te voorkomen. 
Tijdens het wetgevingsproces is de terugwerkende kracht van de crisisheffing pas aan de orde gesteld in de Eerste Kamer. Daar stelde de regering dat de heffing geen terugwerkende kracht zou had. Als gevolg van dat onjuiste antwoord is geen reden voor de terugwerkende kracht gegeven. Volgens de advocaat-generaal moet daarom verondersteld worden dat het louter budgettaire doel van de crisisheffing ook het enige doel van de terugwerkende kracht was. De advocaat-generaal overweegt dat de terugwerkende kracht  
(i) zeer ver gaat (ruim voorbij het aankondigingstijdstip), waardoor hij onvoorzienbaar was voor het loon uitbetaald tot mei 2012;
(ii) slechts een minuscule bijdrage leverde aan verkleining van het begrotingstekort en behoud van de Nederlandse AAA-credit rating;
(iii) een grote impact had op de financiële en contractuele posities van de getroffen werkgevers;
(iv) de ontkenning van de terugwerkende kracht impliceert dat geen belangenafweging heeft plaatsgevonden.
Op basis daarvan meent de advocaat-generaal dat de terugwerkende kracht het eigendomsgrondrecht schendt. Het gevolg daarvan moet volgens hem zijn dat over het loondeel per werknemer dat vóór 25 mei 2012 al boven de € 150.000 uitkwam, geen crisisheffing kan worden geheven. Over loon dat ná die datum de € 150.000 overschreed, kan wél geheven worden.
 
Een conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk rechtsgeleerd advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies te volgen of niet.
 
Conclusie
 
 

Bron: de Rechtspraak

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Loonbelasting

2

Gerelateerde artikelen