Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is X premieplichtig in Nederland voor de periode die is aangegeven in de A1-verklaring. Aan de door Luxemburg afgegeven E101- en E106-verklaringen komt geen bindende werking toe.

Belanghebbende, X, is een Rijnvarende, die in Nederland woont. X werkt in het jaar 2014 aan boord van een binnenvaartschip dat eigendom is van A bv. X is in dienst bij Luxemburgse werkgevers. De SVB geeft aan X een A1-verklaring af. In deze A1-verklaring staat dat op X de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is over de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 november 2014. X verzoekt in zijn aangifte ib/pvv 2014 om vrijstelling voor de premie volksverzekeringen over het volledige loon van de Luxemburgse werkgevers. De inspecteur kent deze vrijstelling alleen toe voor de periode van 17 november 2014 tot en met 31 december 2014.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat zowel de inspecteur als de belastingrechter in het kader van de premieheffing dient te handelen en te oordelen overeenkomstig de inhoud van de A1-verklaring zoals afgegeven door de SVB. Dit geldt ook indien de A1-verklaring nog niet onherroepelijk vaststaat en ook indien de juistheid ervan door X wordt betwist. Anders dan X verdedigt, komt aan de door Luxemburg afgegeven E101- en E106-verklaringen voor X als Rijnvarende ook ná 1 mei 2010 geen bindende werking toe. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 26 juli

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen