Hof Den Haag oordeelt dat de door X aan zijn vrouw betaalde vergoeding niet aftrekbaar is, omdat deze lager is dan € 5000. Dat er in de ogen van X sprake is van een vrijwilligersvergoeding, is daarbij niet van belang.

X drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Hij bewerkt manuscripten van boeken. Zijn vrouw helpt hem daar een paar uren per week mee en ontvangt daar jaarlijks een vergoeding van € 1500 voor. De inspecteur is van mening dat deze vergoeding op grond van art. 3.16 lid 4 Wet IB 2001 niet aftrekbaar is. X stelt dat er sprake is van een vrijwilligersvergoeding en dat art. 3.16 lid 4 Wet IB 2001 dan niet van toepassing is.

Hof Den Haag oordeelt dat de door X aan zijn vrouw betaalde vergoeding niet aftrekbaar is, omdat deze lager is dan € 5000. Dat er in de ogen van X sprake is van een vrijwilligersvergoeding, is daarbij niet van belang. Ook is niet van belang of zij met de verrichte arbeid al dan niet een financieel voordeel beoogde te behalen of dat de vergoeding voor haar werkzaamheden zo laag is dat die niet in verhouding staat tot de omvang en het tijdsbeslag van die werkzaamheden. Verder wijst het hof ook op doel en strekking van art. 3.16 lid 4 Wet IB 2001: het voorkomen van discussies tussen belastingplichtigen en de inspecteur in gevallen waarin partnerbeloningen van geringe omvang aan de orde zijn. De aanslagen blijven in stand.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 10 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen