In 2011 overlijdt A. A heeft zijn schoondochter, B, tot executeur benoemd. Omdat B geen verstand van belastingzaken heeft, geeft ze het aangiftebiljet aan haar schoonmoeder, in de veronderstelling dat zij het aan C, de adviseur van de familie zal doen toekomen. Op 21 april 2012 vindt een vergadering plaats van C met de erfgenamen, waarna om uitstel van indiening van de aangifte, die uiterlijk 1 mei 2012 moet worden ingediend, wordt verzocht in verband met bezwaren die nog tegen enkele WOZ-waarden moeten worden gemaakt. Met dagtekening 25 november 2014 wordt vervolgens een aanslag erfbelasting opgelegd aan belanghebbende, X. X is van mening dat de aanslag buiten de driejaarstermijn is opgelegd, omdat de akte van overlijden van A op 29 augustus 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de aanslag erfbelasting tijdig is opgelegd. Het hof overweegt daarbij dat de erfgenamen zich volledig afzijdig hebben gehouden van de belastingtechnische zaken en daarvoor C hebben ingeschakeld. Volgens het hof omvatte de opdracht aan C onder andere om de aangifte erfbelasting te doen en tevens, impliciet, het verzoek om uitstel te vragen voor het doen van aangifte. Nu het uitstel was verleend tot 1 oktober 2012, is de aanslag tijdig opgelegd. Dat de erfgenamen niet op de hoogte waren van het verleende uitstel acht het hof niet van belang.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 29 juli