Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X beperkt gerechtigde is tot de woning is in verband met het aan Y toegekende levenslange recht van gratis gebruik en bewoning. Het aan Y toegekende woonrecht is aftrekbaar als aanvullende partneralimentatie, maar voor een minder hoog bedrag dan X voor ogen had.

X en zijn ex-geregistreerd partner Y ondertekenen een vaststellingsovereenkomst in het kader van de echtscheiding. Daarin is opgenomen dat X aan Y maandelijks € 750 aan partneralimentatie verschuldigd is, en daarnaast dat X aan Y een levenslang recht van gratis gebruik en bewoning toekent. Dit betreft niet een voormalige echtelijke woning, noch een woning die voor X en Y een eigen woning is geweest. In de aangifte IB claimt X € 9000 aftrek van de huurwaarde van de woning als aanvullende partneralimentatie. De inspecteur corrigeert de aftrek omdat in zijn optiek X beperkt gerechtigde is tot de woning in de zin van art. 3.101, lid 2 van de Wet IB. X gaat in beroep en stelt dat de woning volledig zijn eigendom is waardoor van beperkte gerechtigheid geen sprake kan zijn.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat voor de uitleg van beperkt gerechtigde in de zin van de Wet IB aansluiting moet worden gezocht bij de civielrechtelijke betekenis. Ook X als eigenaar kwalificeert als beperkt gerechtigde omdat de volle eigendom wordt ingeperkt door het gebruiksrecht van een ander dan de eigenaar. De waarde van het woonrecht wordt bepaald o.g.v. artikel 3.112 Wet IB. X heeft recht op een aftrek van € 1.164. De rechtbank verklaart het beroep van X gedeeltelijk gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 3 3.226

Burgerlijk Wetboek Boek 3 3.8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.112

Wet inkomstenbelasting 2001 3.101

Wet inkomstenbelasting 2001 6.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 13 december

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen