X bv doet over het jaar 2010 VPB-aangifte naar een belastbare winst van € 15,3 mln. Met verrekening van een verlies van € 400.000 bedraagt het belastbaar bedrag € 14,9 mln. De inspecteur legt een voorlopige aanslag op conform de aangifte. X bv maakt bezwaar tegen de voorlopige aanslag, omdat na verrekening van de aanwezige compensabele verliezen een belastbaar bedrag van nihil zou resteren. De inspecteur legt vervolgens een aanslag op naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van nihil. De totaal nog te verrekenen verliezen worden hierbij vastgesteld op € 41,9 mln. In 2016 legt de inspecteur vervolgens een VPB-navorderingsaanslag 2010 op. Hierbij wordt de belastbare winst vastgesteld op € 15,3 mln. Tevens wordt een verliesverrekeningsbeschikking van € 15,3 mln vastgesteld. X bv is van mening dat de verliesverrekeningsbeschikking niet in stand kan blijven.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verliesverrekeningsbeschikking in stand kan blijven. De rechtbank overweegt daarbij dat de inspecteur de belastbare winst abusievelijk op nihil had vastgesteld, en dat daardoor bij het vaststellen van de aanslag een verliesverrekeningsbeschikking van € 15,3 mln achterwege is gebleven. Onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis van art. 21a Wet VPB 1969 stelt de rechtbank vast dat voor het vaststellen van de verliesverrekeningsbeschikking een wettelijke grondslag bestaat.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 21a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 31 juli