Hof Amsterdam oordeelt dat de gemeente voor lozing van hemelwater op een sloot terecht rioolheffing heeft geheven.

Belanghebbende, X, is gebruiker van een stallings- en opslagbedrijf met elf loodsen. Vanaf het perceel van X wordt hemelwater geloosd op een naastgelegen sloot. In geschil is de aanslag rioolheffing.

Hof Amsterdam oordeelt dat de gemeente voor lozing van hemelwater op een sloot terecht rioolheffing heeft geheven. De definitie van het begrip ‘gemeentelijke riolering' in de verordening is dusdanig breed dat ook de sloot in eigendom van de gemeente daaronder valt. Ook de sloot is namelijk ‘een voorziening voor de opvang en verwerking van hemelwater'. Met de (ruime) definitie van het begrip ‘gemeentelijke riolering' in de verordening is de gemeente binnen de lijnen gebleven van het door de wetgever in formele zin beoogde kader. Nu niet in geschil is dat het hemelwater dat op het perceel van X neerslaat via de sloot (in oppervlaktewater) wordt afgevoerd, concludeert het hof dat het in de verordening omschreven belastbare feit zich heeft voorgedaan. Hieraan doet niet af dat het hoogheemraadschap het water van(af) de sloot verder afvoert dan wel dat de rol van de gemeente bij het uiteindelijk in de Noordzee afvoeren van het van belanghebbendes perceel afstromende hemelwater betrekkelijk gering lijkt te zijn. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 31 juli

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen