Belanghebbende, X, onderhoudt in de jaren 1996-2008 een relatie met de Colombiaanse mevr. R. Eind 2008 wordt de relatie beëindigd en keert R terug naar Colombia. X en R komen overeen dat X € 235.074 aan R zal lenen om haar in staat te stellen in Colombia een nieuw bestaan op te bouwen. Tevens komen zij overeen dat X voor een periode van vijf jaren alimentatie aan R zal betalen. Het totale bedrag van de alimentatie is € 235.074. De jaarlijkse alimentatie wordt verrekend met het nog openstaande bedrag van de geldlening. De inspecteur accepteert de door X in 2008 geclaimde aftrek aan alimentatie niet.
Rechtbank Zeeland – West-Brabant oordeelt dat X aannemelijk heeft gemaakt dat op hem, na de verbreking van de relatie met R, een morele verplichting rustte tot voorziening in het levensonderhoud van haar, en dat er sprake is van een rechtens afdwingbare verplichting. De rechtbank acht daarbij van belang dat X een intensieve relatie met R heeft gehad, dat zij in de weekeinden steeds bij elkaar verbleven en dat X R gedurende hun relatie volledig heeft onderhouden. Verder acht de rechtbank van belang dat X en R samen een zoon hebben en dat X in zijn testament een woning aan R heeft gelegateerd. Niet van belang is volgens de rechtbank dat X en R niet hebben samengewoond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 1 mei