Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de ambtshalve vermindering van de aanslag ib/pvv door de inspecteur in de beroepsfase tot gegrondheid van het beroep had moeten leiden.

X doet, ondanks een herinnering en aanmaning daartoe, geen aangifte IB/PVV 2010. Gevolg is een ambtshalve opgelegde aanslag naar een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning met heffingsrente en een verzuimboete. Het hiertegen gerichte bezwaar van X wordt niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Het bezwaarschrift wordt mede aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. Dat verzoek wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking afgewezen. De inspecteur verklaart het tegen die afwijzing gerichte bezwaar van X ongegrond. X komt hiertegen tijdig in beroep bij de rechtbank. In de beroepsfase vermindert de inspecteur de aanslag IB/PVV alsnog ambtshalve tot nihil en laat ook de verzuimboete vervallen. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond omdat een verdere vermindering van de aanslag niet mogelijk is. Het verzoek van X om toekenning van een schadevergoeding wordt afgewezen.

Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart het hoger beroep van X gegrond. De rechtbank had het beroep gegrond moeten verklaren, omdat de inspecteur na het instellen van beroep alsnog aan het verzoek van X om ambtshalve vermindering tegemoet is gekomen. Het verzoek om schadevergoeding wijst het hof echter af. Niet aannemelijk is dat er sprake is van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de geleden schade door X en het afwijzen van het verzoek om ambtshalve vermindering door de inspecteur. Wel krijgt X de betaalde griffierechten vergoed.

Lees ook het thema Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 9.6

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 4 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen