Hof Den Haag beslist dat de ambtshalve vermindering van heffingsrente geen voor bezwaar vatbare beschikking is.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 22 september 2010, AWB 10/1241, op het beroep van X,  beslist dat de beschikking heffingsrente niet correct is. Volgens de rechtbank moet de heffingsrente nader worden berekend. Die uitspraak staat onherroepelijk vast. Ook staat de periode waarover de heffingsrente moet worden berekend onherroepelijk vast. De inspecteur heeft aan de uitspraak uitvoering gegeven op 18 december 2010 via een zogenoemde ambtshalve vermindering. Op dit biljet is onder de streep het terug te geven bedrag vermeld, dat is € 125. De ontvanger heeft X op 21 december 2010 meegedeeld dat hij het bedrag van € 125 zal overmaken naar de rekening van X. X komt in hoger beroep. In geschil is of de inspecteur naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 22 september 2010 een voor bezwaar vatbare beschikking heffingsrente heeft genomen of dat hij deze alsnog moet nemen en of X recht heeft op betaling van een dwangsom. Hof Den Haag is van mening dat de ambtshalve vermindering van heffingsrente van 18 december 2010 een handeling is ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 22 september 2010. De AWR voorziet niet in de mogelijkheid dat een dergelijke handeling bij voor bezwaar vatbare beschikking geschiedt. Evenmin is sprake van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. De mededeling van de ontvanger van 21 december 2010 en de brief van de inspecteur van 6 januari 2011, waarin deze uitleg geeft hoe hij tot het berekende bedrag is gekomen, zijn op die vermindering terug te voeren en vormen geen van alle op zich een dergelijk besluit of voor bezwaar vatbare beschikking. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 1:3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 23 juni

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen