De Staatssecretaris van Financiën geeft antwoord op Kamervragen over het Sportbesluit terwijl de vragen eigenlijk betrekking hebben op de sportvrijstelling.

Brief Staatssecretaris van Financiën, 20 augustus 2014 IZV/2014/275

De Staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen van het Tweede Kamerlid Van Veen (VVD) over de aanpassing van het Sportbesluit. Hij deelt mee dat het Bridport and West Dorset Golf Club arrest van het HvJ EU van 19 december 2013, zaaknr. C-495/12 (V-N 2014/6.10) aanleiding is om na te denken over de btw-vrijstelling die van toepassing is op "de diensten door organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan te doel stellen aan hun leden", de zgn. sportvrijstelling (art 11 lid 1 onderdeel e Wet OB 1968). Deze problematiek heeft echter niets te maken met het Sportbesluit. Het Sportbesluit is dan ook niet aan de orde bij de beantwoording van de gestelde vragen. Hij stelt dat, wanneer mede rekening wordt gehouden met eerdere jurisprudentie en met het idee dat de sportvrijstelling bij voorkeur niet langer kwetsbaar zou moeten zijn voor verdere jurisprudentie, het voor de hand ligt om de vrijstelling uit de btw-richtlijn in de Nederlandse wetgeving over te nemen, waarbij ook het ter beschikking stellen van sportaccommodaties onder de vrijstelling komt te vallen. Alle aspecten die met deze problematiek samenhangen worden nog onderzocht. De staatssecretaris is op de hoogte van de onrust bij de gemeenten en benadrukt dat een weloverwogen keuze zal worden gemaakt. De resultaten hiervan kunnen pas via de Fiscale Verzamelwet 2015 aan de Kamer worden voorgelegd.  

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 22 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen