Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld. De belastingrente van 4% is niet zo hoog dat het daardoor een straf wordt.

De heer X maakt bezwaar tegen zijn IB-aanslag over 2013. De inspecteur ontdekt vervolgens dat een in de aangifte geclaimde aftrekpost ten onrechte is gehonoreerd. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur het bezwaar terecht afgewezen door zich te beroepen op interne compensatie (zie V-N 2019/22.23.4). Thans is in geschil of bij de latere navordering terecht € 6371 belastingrente in rekening is gebracht. Volgens X is deze rente van 4% onredelijk hoog, zodat het in wezen een boete is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur na de vorige uitspraak voldoende voortvarend heeft gehandeld. Uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur volgt niet dat de belastingrente achterwege moet blijven of moet worden beperkt. De belastingrente is door de wetgever bewust gekoppeld aan de wettelijke rente met als minimum 4%. Dit minimum is niet zodanig hoog dat dit evident van redelijke grond is ontbloot. Het verschil met de markrente heeft wellicht een preventieve en afschrikwekkende werking, maar dit is niet zodanig overheersend dat de rente daardoor een straf wordt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30hb

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 9 oktober

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen