Rechtbank Gelderland oordeelt dat het in rekening brengen van belastingrente in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank acht daarbij van belang dat de Belastingdienst de gehele periode waarover belastingrente wordt berekend de belasting al onder zich had.

Y, de partner van belanghebbende, X, dient namens hen de IB-aangifte 2017 in en betaalt tijdig de verschuldigde belasting. Naar aanleiding van in maart 2020 ingediende herziene IB-aangiften 2017, waarbij het inkomen wordt herverdeeld, moet X € 15.323 aan IB betalen en krijgt Y € 18.091 terug. X moet tevens € 1225 aan belastingrente betalen. X is het hier niet mee eens.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat het in rekening brengen van belastingrente in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank acht daarbij van belang dat de Belastingdienst de gehele periode waarover belastingrente wordt berekend de verschuldigde belasting (en zelfs meer dan dat) al onder zich had en dus niets tekort is gekomen. Hierbij is niet van belang dat Y in eerste instantie de belasting heeft betaald en niet X. Verder is nog van belang dat X de gehele periode ook niet over het bedrag kon beschikken en dat dat ook volgens de staatssecretaris en de inspecteur een situatie is die onrechtvaardig kan voelen. De rechtbank vernietigt de beschikking belastingrente.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 3:4

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 5 maart

36

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen