Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat de bv aan wie de aanslag is opgelegd opgehouden is te bestaan.

De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant heeft aan A bv een voorlopige aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten opgelegd. Namens A bv is tegen deze aanslag bezwaar gemaakt. De uitspraak op bezwaar is gericht aan A bv. Tegen deze uitspraak op bezwaar wordt beroep ingesteld door C, zijnde de algemeen directeur van A bv en B bv.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat de bv aan wie de aanslag is opgelegd opgehouden is te bestaan. Aangezien A bv is opgehouden te bestaan, kunnen op naam van haar niet langer rechtshandelingen, waaronder het instellen van beroep, worden verricht. Nu niet gebleken is dat de vereffening is heropend overeenkomstig art. 2:23c van het BW, is het beroep niet-ontvankelijk. Ook indien het beroepschrift is ingediend op naam van de vennootschap waarin de activiteiten van de bv zijn ondergebracht (B bv), is het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak op bezwaar is immers gericht aan A bv. Indien het beroepschrift is ingediend door de voormalige vereffenaar van het vermogen van A bv, op naam van A bv, is het beroep eveneens niet-ontvankelijk, nu niet is gesteld noch gebleken dat de vereffening inmiddels is heropend.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Burgerlijk Wetboek Boek 2 23c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 15 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen