Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de verkoop van het vee en melkquotum, de lagere opbrengsten en mindere inzet van arbeid, alsmede de gewijzigde bestemming van de landbouwproducten te ingrijpende wijzigingen zijn ten opzichte van de oorspronkelijke onderneming.

Belanghebbende, mevrouw X, is de zus van de erflater, die tot zijn dood in 2007 een melkveebedrijf exploiteert. X en twee andere erfgenamen stellen dat zij de onderneming voortzetten en doen een beroep op de doorschuiffaciliteit van art. 3.62 Wet IB 2001. Na het overlijden van erflater is al het vee verkocht. Vanaf 2008 wordt het gras en de maïs daarom aan derden verkocht. Na verkoop van het melkquotum in 2008 is een herinvesteringsreserve gevormd. Het vervangingsvoornemen is echter niet ten uitvoer gebracht en er is in 2012 over de reserve afgerekend. Voor het recht van successie is in 2010 aanvankelijk een voorwaardelijk onbelaste conserverende aanslag aan X opgelegd. In geschil is of in 2012 terecht een navorderingsaanslag successierecht is opgelegd. Volgens de inspecteur wordt namelijk niet voldaan aan de vijfjarige voortzettingseis. Volgens Rechtbank Gelderland is er een nieuw feit en stelt de inspecteur ook voor het overige in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat slechts een ‘pauze' is ingelast en dat er jongere familieleden zijn die de onderneming willen overnemen. Vanaf 2014 is er een vergunning voor het exploiteren van een melkrundveehouderij.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de verkoop van het vee en melkquotum, de lagere opbrengsten en mindere inzet van arbeid, alsmede de gewijzigde bestemming van de landbouwproducten te ingrijpende wijzigingen zijn ten opzichte van de oorspronkelijke onderneming. Er wordt dus niet - ook niet deels - voldaan aan de voortzettingseis. Het maakt niet uit dat X steeds de intentie heeft gehad om de onderneming in stand te houden en dat er vanaf 2013 weer vee wordt gehouden. De voortzettingseis geldt namelijk voor een periode van vijf jaar en alleen feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden in deze periode zijn relevant. X stelt vergeefs dat de IB-inspecteur geen staking in aanmerking heeft genomen en dat de navordering dus in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Volgens de inspecteur is zijn collega namelijk ook van mening dat er is gestaakt en wacht op de uitkomst van de onderhavige procedure. Het beroep van X is ongegrond.

Zie voor achtergrondinformatie de thema's Stakingswinst en Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 35c

Successiewet 1956 35b

Wet inkomstenbelasting 2001 3.62

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 15 maart

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen