Rechtbank Rotterdam oordeelt dat terugvordering van toeslagen niet in overeenstemming is met een juiste belangenafweging. De terugvordering van bijna € 8.000 is onevenredig met het besteedbaar inkomen van € 13.233.

Mevrouw X ontvangt van medio 2016 tot eind 2018 een uitkering als voorlopige lening van de Sociale Dienst. Als in 2019 de uitkering als lening wordt omgezet in een verstrekking om niet, wordt de uitkering alsnog belast. Doordat het verzamelinkomen over 2019 daarmee op papier op € 59.423 komt, vordert de Belastingdienst/Toeslagen het kindgebondenbudget, de zorgtoeslag en de huurtoeslag van ongeveer € 8.000 terug. X verzet zich tegen dit besluit.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de toeslaginspecteur ten onrechte geen gevolg heeft gegeven aan een uitspraak van de Raad van State. Daarin is beslist dat onder ‘bijzondere omstandigheden’ van terugvordering kan worden afgezien ook als die omstandigheden al bij de vaststelling van de toeslag aan de orde kunnen komen. In dit geval is sprake van bijzondere omstandigheden. De terugvordering van bijna € 8.000 is volgens de rechtbank onevenredig met het besteedbaar inkomen van € 13.233. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en oordeelt dat de toeslagen over 2019 niet van X kunnen worden teruggevorderd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 3:4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 2 augustus

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen