Belanghebbende, X, is via zijn eenmanszaak één van de vier leden van een coöperatie. In zijn aangiften ib/pvv voor de jaren 2014 tot en met 2017 geeft hij zijn inkomsten uit de coöperatie aan als winst uit onderneming. Volgens de inspecteur is X geen ondernemer. In geschil is of de inkomsten die X verkrijgt uit de coöperatie winst uit onderneming vormen op grond van het gelijkheidsbeginsel.
Rechtbank Gelderland beslist dat bij dit beroep op het gelijkheidsbeginsel de meerderheidsregel pas geschonden is indien X minstens twee vergelijkbare gevallen aanvoert en aannemelijk maakt dat deze gevallen begunstigd zijn behandeld. X noemt echter twee coöperatieleden die niet vergelijkbaar zijn. De eerste heeft in zijn aangiften geen ondernemersfaciliteiten toegepast en de tweede heeft naast de coöperatie nog andere opdrachtgevers. Dit betekent dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden en X geen recht heeft op ondernemersfaciliteiten. De beroepen van X worden ongegrond verklaard.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 30 november