De Hoge Raad oordeelt dat de ontvanger moet bewijzen dat de heer X bestuurder was en dat zijn inschrijving als bestuurder in het handelsregister in dat kader niet beslissend is.

Belanghebbende, de heer X, is vanaf 2008 werkloos en krijgt in 2013 een baan aangeboden. X gaat samen met degene die zich voordoet als eigenaar van het bedrijf naar de Kamer van Koophandel. Tot zijn verbazing wordt X daar echter ingeschreven als bestuurder van D Beheer bv. Deze bv is enig aandeelhouder en bestuurder van A bv. In geschil is of X terecht aansprakelijk is gesteld voor de btw-schuld van A bv. Rechtbank Gelderland stelt de ontvanger in het gelijk. De ontvanger beroept zich terecht op de inschrijving van X in het handelsregister. Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak van de rechtbank. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de ontvanger moet bewijzen dat X bestuurder was en dat zijn inschrijving als bestuurder in het handelsregister in dat kader niet beslissend is (zie HR 27 juni 2008, nr. 07/10704, V-N 2008/31.24). De uitspraak van het hof geeft dus blijk van een onjuiste rechtsopvatting of is onvoldoende gemotiveerd. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof 's-Hertogenbosch. Als na verwijzing komt vast te staan dat X moet worden aangemerkt als bestuurder van D Beheer bv (en dus als middellijk bestuurder van A bv), dan moet vervolgens worden onderzocht wanneer de betalingsonmacht uiterlijk gemeld moest worden en, afhankelijk van het antwoord op die vraag, of X is aan te merken als oud-bestuurder.

Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hoge Raad

2

Gerelateerde artikelen