Rechtbank Den Haag oordeelt dat het bezwaar tegen de navorderingsaanslag VPB 2015 mede moet worden aangemerkt als bezwaar tegen de herziene verliesbeschikkingen van de jaren 2012 en 2013.

Aan X bv is voor het jaar 2012 een aanslag VPB opgelegd naar een belastbaar bedrag van nihil en is een verlies vastgesteld van € 186.289. Voor het jaar 2015 is van dit verlies door carry forward een verlies van € 8131 verrekend. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek is een navorderingsaanslag VPB 2012 opgelegd en is tevens de verliesbeschikking 2012 herzien. Daarnaast is een navorderingsaanslag VPB 2013 opgelegd, waarbij de belastbare winst is verhoogd en het belastbare bedrag, door de verrekening van het verlies, is vastgesteld op nihil. Na deze verrekening resteren er geen verrekenbare verliezen. Dit is vastgesteld in de herziene verliesbeschikking 2013. Aan X bv is tevens een navorderingsaanslag VPB 2015 opgelegd, waarbij de verliesverrekening is teruggenomen en het belastbaar bedrag is vastgesteld op € 14.472. X bv heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag VPB 2015 en niet uitdrukkelijk tegen de herziene verliesbeschikkingen 2012 en 2013. De inspecteur heeft het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Hiertegen heeft X bv beroep ingesteld.

Rechtbank Den Haag stelt vast dat het de inspecteur kennelijk duidelijk was dat X bv beoogde op te komen tegen de herziene verliesbeschikking(en) en oordeelt dat het bezwaar tegen de navorderingsaanslag VPB 2015 daardoor mede moet worden aangemerkt als bezwaar tegen de herziene verliesbeschikkingen van de jaren 2012 en 2013.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 21a

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 20b

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 20

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 30 april

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen