De Hoge Raad oordeelt dat er geen reden is om de onjuiste sectorindeling te herstellen. X bv heeft namelijk berust in de uitspraak op bezwaar van de inspecteur. Dat de inspecteur een onjuiste indeling in beginsel moet herstellen omdat sectoraansluiting van rechtswege geschiedt, is dan niet meer van belang.
X bv leent horecapersoneel uit en verzoekt de inspecteur om voor de heffing van premies werknemersverzekeringen per 1 mei 2017 te worden ingedeeld in vaksector 33 (horeca) in plaats van sector 52 (uitzendbedrijven). De inspecteur wijst het verzoek op 28 oktober 2018 af en X bv gaat hiertegen niet in beroep. Korte tijd nadat de uitspraak van de inspecteur onherroepelijk wordt, per 9 december 2018, doet Hof Arnhem-Leeuwarden uitspraak in een vergelijkbare zaak (18 december 2018, 18/00343, V-N 2019/14.8). Het hof beslist in die zaak dat werkgevers zoals X bv moeten worden ingedeeld in sector 33. De staatssecretaris berust hierin. X verzoekt vervolgens ook weer om indeling in sector 33 met terugwerkende kracht naar 1 mei 2017. Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart het beroep van X bv gegrond, maar bepaalt de ingangsdatum van de indeling in vaksector 33 op 1 oktober 2018. X bv gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat er geen reden is om de onjuiste sectorindeling te herstellen. X bv heeft namelijk berust in de uitspraak op bezwaar van de inspecteur. De Hoge Raad verwijst daarbij naar de conclusie van Advocaat-generaal Wattel. Dat de inspecteur een onjuiste indeling in beginsel moet herstellen omdat sectoraansluiting van rechtswege geschiedt, is dan niet meer van belang. Ook is dan niet meer van belang dat werkgevers een uit de wet voortvloeiende aanspraak op terugbetaling van in de laatste vijf jaren te veel betaalde premies hebben. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 97
Wet financiering sociale verzekeringen 95