Het Hof van Justitie EU oordeelt dat degene die nauw betrokken is bij het bedenken van een structuur van kunstmatige handelsstromen, is aan te merken als ‘schuldenaar' van de douaneschuld ex art. 201 lid 3 CDW.

Belanghebbende, A, is aandeelhouder en bestuurder van B GmbH. In 2003 richt B GmbH een dochtervennootschap op: F GmbH. F GmbH doet aangifte voor het in vrije verkeer brengen van bevroren, rauw kippenvlees. Naar aanleiding van een onderzoek stelt de inspecteur dat de prijs van het kippenvlees niet is vast te stellen, omdat er sprake is van een constructie om de prijs van het kippenvlees op te drijven, om zodoende de heffing van aanvullende douanerechten te ontlopen. De inspecteur vordert de aanvullende douanerechten van A na. In geschil is of A wel is aan te merken als schuldenaar in de zin van art. 201 lid 3 CDW. Hof Amsterdam oordeelt dat A is aan te merken als een persoon die aan de aangevers ten behoeve van de aangiften onjuiste gegevens heeft verstrekt in de zin van art. 201 lid 3 CDW. A gaat in cassatie. A-G Van Hilten heeft de Hoge Raad geadviseerd om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie EU. Volgens de A-G is het namelijk onduidelijk of A wel is aan te merken als douaneschuldenaar. De Hoge Raad besluit vervolgens tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat onder het begrip ‘schuldenaar' van de douaneschuld in de zin van art. 201 lid 3 CDW mede moet worden begrepen de natuurlijke persoon die nauw en bewust betrokken is geweest bij het bedenken en op kunstmatige wijze opzetten van een structuur van handelsstromen. De structuur moet dan een verlaging van de wettelijk verschuldigde invoerrechten tot gevolg hebben gehad. Dat deze natuurlijke persoon niet zelf de voor de opstelling van de douaneaangifte gebruikte verkeerde gegevens heeft verstrekt, is daarbij niet relevant. Uit de omstandigheden moet dan wel blijken dat deze natuurlijke persoon wist of redelijkerwijze had moeten weten dat de handelingen waarop die structuur betrekking had niet waren uitgevoerd in het kader van normale handelstransacties, maar louter met het doel om de door het EU-recht toegekende voordelen op onrechtmatige wijze te verkrijgen.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Douane

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

1

Gerelateerde artikelen