Belanghebbende, X, rijdt in een VW Transporter van zijn werkgever. In geschil is of deze bestelauto (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. X houdt zich bezig met het verhelpen van storingen aan openbare verlichting. Op de bestelauto, die is voorzien van een bijrijdersstoel, is een imperiaal bevestigd die geschikt is voor het vervoer van lantaarnpalen.
Hof Amsterdam (EK X, 25 september 2014, 13/00725 en 13/00726, V-N 2015/15.2.4) oordeelt dat de bijrijdersstoel in de door de werkgever van X ter beschikking gestelde VW Transporter niet uitsluitend een functie heeft voor het vervoer van goederen. De bijrijder rijdt volgens X mee omdat zonder zijn hulp de lantaarnpalen niet kunnen worden gelost. De bijrijder verricht na het lossen echter ook andere werkzaamheden, zoals het graven van gaten voor de lantaarnpalen. Het hof trekt hieruit de conclusie dat functioneel bezien het meerijden van de bijrijder in onvoldoende mate kan worden toegerekend aan het vervoer van goederen. Er is dus geen sprake van een bestelauto die door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen (vgl. Hof Amsterdam 13 september 2012, nr. 11/00175, V-N 2012/62.17.10). De inspecteur heeft terecht een bijtelling in aanmerking genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 13bis