X is het niet eens met de hoogte van de aanslag IB/PVV 2008.
Hof Amsterdam (EK XIV, 30 oktober 2014, 13/00605, V-N 2015/6.2.2) oordeelt dat de inspecteur bij X terecht de bijtelling wegens privégebruik van de auto heeft toegepast. Het hof verwerpt onder verwijzing naar HR 7 maart 2014, nr. 13/01157, BNB 2014/102 het betoog van X dat de wetgever bij de berekening van het privégebruik van de auto van de zaak voor de inkomstenbelasting en de loonbelasting geen rekening mag houden met de CO2-uitstoot van de ter beschikking gestelde auto. Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel faalt eveneens. De inspecteur heeft in een brief van 14 maart 2013 bij wijze van compromis voorgesteld het inkomen uit werk en woning te verminderen tot € 74.269. In een brief van 12 april 2013 geeft de inspecteur aan dat de berekening niet klopt en dat het bedrag € 77.174 moet zijn. X kan aan de eerste brief geen vertrouwen ontlenen volgens het hof en wel omdat hij het voorstel nooit heeft aanvaard. Dat in het voorstel een berekeningsfout is gemaakt dan wel dat de inspecteur daarop door X is gewezen, doet aan het voorgaande niet af. Verder oordeelt het hof nog dat het mandaatvoorschrift van art. 10:3 lid 3 van de Awb niet is geschonden. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet op de loonbelasting 1964 13bis
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 24 augustus