Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de gemeente Zaanstad ten onrechte binnenhaven- en kadegeld heeft geheven van X, nu de gemeente niet het beheer en onderhoud van het water heeft en geen eigenaar is van de beschoeiing.

X heeft een ligplaats in de gemeente Zaanstad. Hij meert aan door middel van ijzeren pennen in de betonnen beschoeiing. Aan X is een aanslag binnenhavengeld en kadegeld opgelegd. X komt in beroep. Hij stelt dat, nu het waterschap belast is met het beheer en onderhoud van het water, hij niet voldoet aan het belastbare feit.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de gemeente geen binnenhavengeld kan heffen. In het arrest van 4 februari 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat "geen sprake is van beheer in de zin van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet indien de gemeente ter plaatse alleen het bevoegd gezag uitoefent en nautische aanwijzingen kan geven" (ECLI:HR:2011:BP:2972, rechtsoverweging 3.2.5). Het nautische beheer is gebaseerd op art. 2 lid 3 Scheepvaartwet, en bestaat vooral in het reglementeren van het verkeer te water. Nu het water geen gemeentewater is en de gemeente Zaanstad niet het waterstaatkundig beheer en onderhoud van dit vaarwater heeft, ontbreekt het belastbare feit voor het opleggen van de aanslag binnenhavengeld. De rechtbank acht aannemelijk dat het waterschap tevens eigenaar van de beschoeiing is. De gemeente maakt het tegendeel niet aannemelijk. Nu de gemeente Zaanstad geen eigenaar is van de beschoeiing, is niet voldaan aan het belastbare feit. Het beroep is gegrond.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 28 augustus

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen