Rechtbank Gelderland oordeelt ook dat de forfaitaire rendementsheffing voor het jaar 2014 niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Voor het jaar 2014 is namelijk niet komen vast te staan dat het door de wetgever veronderstelde rendement van 4% voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is.

X geeft in haar IB-aangifte 2014 een inkomen uit sparen en beleggen van € 10.360 (4% van € 259.004) aan. X is echter van mening dat de vermogensrendementsheffing op spaarsaldi, op het niveau van de regelgeving, naar haar aard in strijd is met art. 1 EP EVRM. Het bezwaar van X is aangewezen als massaal bezwaar en door de Bond van Belastingbetalers in overleg met het Ministerie van Financiën geselecteerd om te worden uitgeprocedeerd.

Rechtbank Gelderland oordeelt, in navolging van de Rechtbanken Noord-Nederland, Noord-Holland en Zeeland-West-Brabant, dat de box 3-heffing niet elke redelijke grond ontbeert. De rechtbank wijst hierbij ook op de jurisprudentie van de Hoge Raad van de afgelopen jaren op dit punt. Het stelsel is dan ook in beginsel niet in strijd met art. 1 EP. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X niet aannemelijk maakt dat het veronderstelde rendement van 4% niet haalbaar is voor particuliere beleggers, en dat belastingplichtigen worden geconfronteerd met een buitensporige last. De rechtbank wijst er uiteindelijk ook nog op dat de wetgever inmiddels ten aanzien van het tarief voor de vermogensrendementsheffing aanpassingen heeft aangebracht.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 4 april

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen