Rechtbank Breda oordeelt dat het braak laten liggen van percelen, waarop wel een bouwvergunning is afgegeven, geen gebruik in de zin van de OZB met zich meebrengt.

X drijft een onderneming die zich bezighoudt met projectontwikkeling. X heeft twee percelen aangekocht. Zij heeft het plan ontwikkeld om op deze percelen bedrijfspanden te ontwikkelen. Voor de bouw van zes kantoorgebouwen heeft zij een bouwvergunning aangevraagd. die op 1 november 2001 is verleend. De gemeente Moerdijk heeft hier onder andere aanslagen OZB voor het gebruik voor opgelegd voor de jaren 2009, 2010 en 2011. In beroep is in geschil of dat terecht is.

Rechtbank Breda verwerpt het standpunt van de gemeente dat het braak laten liggen van grond waar een bouwvergunning (waaraan gedeeltelijk uitvoering is gegeven) op rust, een vorm is van het metterdaad bezigen ter bevrediging van de eigen behoefte. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 6 januari 2012, nr. 10/02780, BNB 2012/60, LJN BV0250. Nu sedert de verwerving door X geen activiteiten hebben plaatsgevonden anders dan de aanvraag van een bouwvergunning voor het realiseren van kantoorgebouwen, kan X, gelet op voormeld arrest van de Hoge Raad, niet worden aangemerkt als gebruiker van de onroerende zaak. Hieraan kan niet afdoen dat aan de bouwvergunning wel uitvoering is gegeven met betrekking tot andere percelen.

De rechtbank verwerpt ook de stelling van de heffingsambtenaar dat uit een advertentie blijkt dat de nog te bouwen objecten ook te huur worden aangeboden, omdat vaststaat dat op of aan de onroerende zaak zelf geen bouwactiviteiten hebben plaatsgevonden.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Breda

3

Gerelateerde artikelen