Het Deense Envirotec Denmark ApS koopt 24 goudstaven van een andere Deense vennootschap. De leverancier smelt de staven samen uit industriële afvalstoffen en oude sieraden, bestek, horloges enz. (‘afvalgoud'). Om het afvalgoud uit de staven te kunnen gebruiken voor de vervaardiging van nieuwe goudhoudende producten, moet Envirotec daarom eerst de andere stoffen uit de staven verwijderen. Aan Envirotec wordt btw in rekening gebracht door de leverancier. De leverancier draagt de btw echter niet af, en wordt wegens insolventie geliquideerd. Envirotec wil de betaalde btw als voorbelasting in aftrek brengen. Volgens de Deense fiscus is Envirotec de btw echter zelf verschuldigd, en kan ze de btw niet aftrekken. Envirotec stelt dat de verlegginsregeling van art. 198 lid 2 EG-richtlijn 2006/112 in casu niet van toepassing is. De Deense rechter heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld.
Advocaat-generaal Kokott concludeert dat de verleggingsregeling ook van toepassing is op het door Envirotec gekochte goud. Volgens de A-G geldt de verleggingsregeling namelijk ook voor staven die bestaan uit een toevallige, grove samensmelting van verschillende, gesloopte, goudhoudende metalen voorwerpen, die een goudgehalte hebben van meer dan 500/1 000.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 18 december