De fiscale eenheid voor de btw, X bv en Y bv, schaft in juni 2008 een "minder" milieuvriendelijke personenauto aan. Alle btw met betrekkking tot de aanschaf en overige kosten wordt als voorbelasting afgetrokken. De auto wordt ook voor privédoeleinden gebruikt. In geschil is de hoogte van de correctie privégebruik in het vierde kwartaal van 2008. X1 bv beroept zich op het Besluit van 9 februari 2009, nr. CPP2009/109M, die voor milieuvriendelijke auto's een begunstigende regeling zou bevatten. De correctie is volgens X1 bv 12% x 14% x € 57.060 = € 958. Volgens de inspecteur is de correctie echter 12% x 25% x € 57.060 = € 1.711. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X bv zich terecht beroept op het gelijkheidsbeginsel, aangezien milieuvriendelijke en minder milieuvriendelijke auto's als gelijke gevallen zijn te beschouwen. De mate van privégebruik van milieuvriendelijke auto's is namelijk niet vast te stellen en er is ook geen aanleiding om te veronderstellen dat met dergelijke auto's minder privé wordt gereden dan met andere auto's. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat er uit oogpunt van btw-heffing over privégebruik van een auto geen verschil bestaat tussen een auto met een lagere CO2-uitstoot en een andere auto. Er is dus sprake van gelijke gevallen, zodat X bv in beginsel een beroep kan doen op de begunstigende regeling. De regeling kan niet geacht worden te berusten op een onjuiste rechtsopvatting. Evenmin is het aannemelijk dat de regeling zonder die rechtsopvatting achterwege zou zijn gebleven. Het is namelijk niet goed denkbaar dat de Staatssecretaris niet heeft beseft dat de begunstigende regeling in strijd was met het EU-recht en met doel en strekking van het Besluit uitsluiting afrek (BUA). Het beroep van de inspecteur is ongegrond.