X (belanghebbende) houdt de aandelen in A bv. In 2002 levert A bv een perceel grond (Q1) aan belanghebbende voor € 523.799 (incl. btw). B, de taxateur van belanghebbende, heeft de waarde van het perceel op € 440.167 (excl. btw) vastgesteld. Hij heeft daarbij geen rekening gehouden met een huurcontract. Op het perceel is een supermarkt met een parkeerterrein gevestigd. Besloten wordt om op het perceel en een naastgelegen perceel (Q3), dat bij belanghebbende in privé in eigendom is, een nieuwe winkelruimte te realiseren en de bestaande bebouwing geheel te vervangen door nieuwbouw. De taxateurs van de Belastingdienst stellen de waarde van Q1 vast op € 1.270.000. De inspecteur stelt daarop dat A bv een uitdeling aan belanghebbende heeft gedaan van € 829.833 (€ 1.270.000 -/- € 440.167). Rechtbank Haarlem oordeelt dat er geen sprake is van een uitdeling. De rechtbank acht onder andere van belang dat het perceel Q1 te klein was om zelfstandig een supermarkt op te bouwen en dat de WOZ-waarde 2003 € 310.243 bedroeg.
Hof Amsterdam (MK III, 19 april 2012, 11/00228 en 11/00239, V-N 2012/53.1.2) oordeelt dat A bv belanghebbende in zijn kwaliteit van aandeelhouder heeft bevoordeeld. Volgens het hof bedraagt de waarde van de onroerende zaak op de verkoopdatum namelijk € 800.000. Het hof houdt daarbij rekening met een bestaande huurovereenkomst. Gezien de discrepantie tussen de waarde en de verkoopprijs, moeten belanghebbende en de bv zich volgens het hof redelijkerwijs bewust zijn geweest van het bestaan van de bevoordeling. Volgens het hof is er dan ook sprake van een uitdeling. Het hof overweegt daarbij nog dat belanghebbende voldoende kennis en ervaring had om zich te realiseren dat bij de waardering van de onroerende zaak de afgesproken huurprijs van (doorslaggevend) belang was. Niet valt in te zien dat belanghebbende in redelijkheid kon besluiten tot een verkoopprijs waarbij het perceel getaxeerd is op (alleen) de grondwaarde. Het hof vermindert de navorderingsaanslag. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12