A-G Niessen is van mening dat er geen nieuw feit is, aangezien de inspecteur vóór het opleggen van de primitieve vpb-aanslag al beschikte over de pachtbeëindigingsovereenkomst.

X1 bv exploiteert een landbouwbedrijf. Vanaf 1993 worden de betreffende onroerende zaken gepacht van de heer X2 en zijn echtgenote, mevrouw Y. Zij bezitten alle aandelen in X1 bv. De verpachting wordt vanaf 1 januari 2001 aangemerkt als een zogenaamde terbeschikkingstelling (tbs). In februari 2003 wordt de pacht met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003 om niet beëindigd en gaat het echtpaar de onderneming in maatschapsverband exploiteren. De onroerende zaken gaan alsdan tot hun ondernemingsvermogen behoren. In de procedure die door X2 over 2002 wordt gevoerd (nr. 11/00538) stelt X2 subsidiair dat de correctie in 2003 had moeten plaatsvinden. Naar aanleiding daarvan legt de inspecteur aan X1 bv de onderhavige vpb-navorderingsaanslag over 2003 op. Rechtbank Breda stelt de inspecteur in het gelijk. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur een te hoge uitdelingswinst in aanmerking heeft genomen. X1 bv gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal Niessen is van mening dat er geen nieuw feit is, aangezien de inspecteur vóór het opleggen van de primitieve aanslag al beschikte over de pachtbeëindigingsovereenkomst. Er is dus sprake van een veranderd inzicht in de feiten en dat is niet voldoende om te kunnen navorderen. De A-G concludeert deswege tot gegrondverklaring en tot vernietiging van de aanslag.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 maart

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen