Rechtbank Breda oordeelt dat X tot 3 juli 2007 feitelijk gerechtigd was tot de aandelen in de bv en dat de tbs-regeling pas op dat moment eindigde. X moet het voordeel dat hij bij het einde van de tbs-regeling realiseert dan ook in 2007 verantwoorden.

Belanghebbende, X, houdt (middellijk) de aandelen in Z bv. Medio 2007 sluit X een overeenkomst tot verkoop van de aandelen. Hierbij wordt overeengekomen dat de aandelen in de bv met ingang van 1 januari 2007 voor rekening en risico van de koper (K) komen. Sinds 2006 stelt X een pand, waarvan hij mede-eigenaar is, ter beschikking aan zijn bv. Het pand wordt per 1 januari 2007 op de tbs-balans van X geactiveerd voor ruim € 1,4 mln. In zijn IB-aangifte 2007 verantwoordt X geen resultaat met betrekking tot het tbs-pand. De inspecteur is van mening dat er rekening moet worden gehouden met het resultaat dat bij het einde van de tbs – per 3 juli 2007 – is gerealiseerd. X stelt dat de aandelen per 1 januari 2007 voor rekening en risico van K komen en dat de tbs eind 2006 is geëindigd.

Rechtbank Breda oordeelt dat X tot 3 juli 2007 feitelijk gerechtigd was tot de aandelen in de bv en dat de tbs-regeling pas op dat moment eindigde. Hieraan doet volgens de rechtbank niet af dat de aandelen per 1 januari 2007 voor rekening en risico van K komen. Op grond van goed koopmansgebruik is het dan niet geoorloofd om het tbs-resultaat vóór het jaar 2007 in de heffing te betrekken. De rechtbank stelt vervolgens het door X gerealiseerde voordeel vast op € 290.000, uitgaande van een waarde van het pand van ruim € 2,5 mln. De rechtbank vermindert vervolgens de aanslag nog.

Lees ook het thema De terbeschikkingstellingregelingen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 15 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen