Belanghebbende, de heer X, woont officieel in Polen en is enig aandeelhouder van de in Nederland gevestigde A bv. De bv houdt zich bezig met bemiddeling in de tuinbouw. Zij levert de tuinbouwprodukten aan zowel Nederlandse afnemers (veilingen, groothandels en commissionairs) als aan buitenlandse afnemers. Gemiddeld zou A bv een marge van 1% behalen op deze transacties. In 1999 ontvangt A bv regelmatig grote bedragen via de bank uit het buitenland. Na enkele dagen worden deze contant opgenomen, in totaal F 6.700.000 (€ 3.040.327). Aangezien hier geen plausibele verklaring voor wordt gegeven, stelt de inspecteur dat de opnamen winstuitdelingen aan X zijn. Voorts is ambtshalve een aanslag vermogensbelasting aan X opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X aannemelijk maakt dat een deel van de contante opnamen is gebruikt om Poolse werknemers uit te betalen. Door de andere opnamen niet in zijn IB en VB-aangiften te verantwoorden, heeft X niet de vereiste aangiften gedaan en wordt de bewijslast omgekeerd. X bewijst niet dat hij in 1999 in Polen woonde. Het is redelijk om F 500.000 (€ 226.890) van de opnamen als winstuitdeling bij X te belasten. De inspecteur heeft op de winstuitdelingen ten onrechte niet het bijzondere tarief van 25% toegepast. Voorts wordt het belastbaar vermogen van X in goede justitie vastgesteld op f 2.000.000 (€ 907.560). Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 8 oktober