Belanghebbende, X, is het niet eens met de WOZ-waarde van zijn eigen woning en die van een andere onroerende zaak in de gemeente.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen rechtsmiddelen kan aanwenden tegen de WOZ-waarde van een onroerende zaak waarvoor hij geen aanslag OZB en/of WOZ-beschikking heeft gekregen. Indien er al een beschikking en een aanslag voor dit object, voor een overigens onbekend gebleven persoon, zijn vastgesteld, is het hof van oordeel dat X voor 2009 niet als een belanghebbende als bedoeld in art. 26a AWR kan worden beschouwd. Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing omdat aan X geen aanslag is opgelegd en hij niet degene is tot wie de voor bezwaar vatbare beschikking zich richt. Lid 2 geldt evenmin omdat X niet op grond van enige wettelijke bepaling aansprakelijk kan worden gesteld voor de aanslag die door de onbekend gebleven persoon verschuldigd is. Verder is ook niet gesteld of gebleken dat X door die onbekend gebleven persoon aansprakelijk is of zal worden gesteld. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar het bezwaar 2009 van X in zoverre terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft het beroep van X over 2010, dat zich ook richtte tegen het genoemde object, terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep van X tegen de WOZ-waarde 2013 van de onroerende zaak waarvoor hij wel een WOZ-beschikking heeft gekregen, is ongegrond, omdat die waarde niet te hoog is vastgesteld.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 8 oktober