Ondernemerschap voor de omzetbelasting niet aannemelijk gemaakt. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigt de naheffingsaanslagen omzetbelasting over de tijdvakken 2012-2015 en de bijbehorende boete- en belastingrentebeschikkingen.

Belanghebbende had van 21-01-2013 tot medio 2015 een eenmanszaak. Hij heeft in de periode 2012-2015 contante bedragen gestort op zijn privé-bankrekeningen. Zijn aangifte IB/PVV 2015 heeft hij gedaan naar een inkomen uit werk en woning van nihil. Over de tijdvakken 2012-2015 heeft hij geen omzetbelasting afgedragen. De inspecteur heeft op basis van de bankrekeningen kasopstellingen gemaakt. Daarmee heeft hij een aanslag IB/PVV 2015 en naheffingsaanslagen omzetbelasting over de tijdvakken 2012-2015 opgelegd. De inspecteur heeft vergrijpboeten opgelegd bij de naheffingsaanslagen en heeft daarnaast een vergrijpboete opgelegd bij de aanslag IB/PVV 2015.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigt de naheffingsaanslagen omzetbelasting over de tijdvakken 2012-2015 en de bijbehorende boete- en belastingrentebeschikkingen. De rechtbank laat de aanslag IB/PVV 2015 in stand, maar vermindert wel de vergrijpboete. Met de enkele stelling dat sprake moet zijn van ondernemerschap voor de omzetbelasting omdat in 2012 onverklaarbaar hoge contante storingen zijn gedaan, maakt de inspecteur niet aannemelijk dat de inkomsten in de tijdvakken 2012-2015 afkomstig zijn uit activiteiten waarvoor belanghebbende kan worden aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting. De beroepen zijn gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 8

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 5 juli

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen