Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X uitzendkrachten / verzekeringsnemers aanbrengt. De genoten collectiviteitskorting vormt dan een vergoeding voor een aan de zorgverzekeraar verleende dienst.

Belanghebbende, de fiscale eenheid Z, bestaat uit A bv en X. X heeft uitzendkrachten in dienst. X meldt uitzendkrachten aan bij een zorgverzekeraar, en houdt dan de premie in op het nettoloon. De daarbij door de zorgverzekeraar geboden collectiviteitskorting komt ten goede aan X. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat X hierbij een dienst verleent aan de zorgverzekeraar. De inspecteur legt daarom een btw-naheffingsaanslag op aan Z.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X in 2010 een dienst verricht aan de zorgverzekeraar. Volgens de rechtbank is er namelijk sprake van een rechtsbetrekking tussen X en de zorgverzekeraar. De rechtbank stelt vervolgens vast dat X uitzendkrachten / verzekeringsnemers aanbrengt en daar een vergoeding voor krijgt. Volgens de rechtbank is daarbij niet van belang dat X geen vergoeding had ontvangen als zij de korting volledig ten goede had laten komen aan de uitzendkrachten. Van een dergelijke situatie is namelijk geen sprake. Ook verwerpt de rechtbank het beroep van X op de verzekeringsvrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel k Wet OB 1968. Volgens de rechtbank is X namelijk niet aan te merken als assurantiemakelaar of verzekeringstussenpersoon. De naheffingsaanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Wet op de omzetbelasting 1968 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 5 mei

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen